Liedjes zonder grenzen

Liedjes zonder grenzen

Liedjes zonder grenzen

Trapperdetrap

Staan de koffers klaar? Tijdens dit concert gaan de kleuters op reis. Ze komen langs veel verschillende landen waar ze bekende liedjes kunnen meezingen en kennismaken met nieuwe liedjes. Land na land vullen ze hun eigen muziekatlas.

Meneer de Graaf (‘Meneertje Peertje’) weet alles, is óveral geweest en kan heel veel. Hij is al heel oud, dus een spagaat kan hij niet meer, maar daar wil hij zelf niks van weten. Hij is jong van geest, houdt van vertellen en neemt de kleuters mee op reis over de wereld. Dat doet hij niet alleen, maar samen met zijn muziekvrienden én zijn dokter. Onderweg raakt hij weleens iets kwijt. Aan de kleuters de taak om dat te vinden voor het te laat is. Waar heeft hij bijvoorbeeld zijn ruimtepak laten slingeren? Zonder deze uitrusting kan hij onmogelijk naar zijn laatste bestemming… de maan!

Leerplankader

Oriënteren
(25 punten)
Onderzoeken
(25 punten)
Uitvoeren
(25 punten)
Evalueren
(25 punten)

De leerling kan actief luisteren naar (live) muziek uit een breed muziek(-theater) repertoire, aansluitend bij zijn belevings-wereld. De leerling kan kennisnemen van betekenissen die anderen aan muziek geven, waaronder de componist.

De leerling kan verschillen in klank en de vormaspecten herhaling en contrast in een breed repertoire van muziek herkennen en benoemen. De leerling kan muziekstukjes ontwerpen met (willekeurige) gebruikmaking van muzikale tegenstellingen, herhaling en contrast. De leerling kan zijn muzikale ideeën picturaal en grafisch weergeven en reproduceren.

De leerling kan zuiver, helder gearticuleerd en met expressie zingen in een omvang van c’-c’’. De leerling kan meezingen met een begeleiding. De leerling kent liedjes in meerdere talen en van diverse culturen. De leerling kan de maat en eenvoudige ritmische (begeleidings-) patronen uitvoeren. De leerling kan adequaat reageren op eenvoudige (lied)leidingsgebaren voor maat/puls. De leerling kan in groepsverband picturaal en eenvoudig grafisch genoteerde composities uitvoeren. De leerling kent de namen en speelwijzen van het schoolinstrumentarium en van enkele veelvoorkomende instrumenten van het pop- en (Westerse) klassieke instrumentarium. De leerling heeft bij het musiceren in groepsverband aandacht voor het samen zingen en spelen. De leerling kan (alleen en in groepsverband) een kort muziekstukje aan anderen presenteren.

De leerling kan (in overleg) muzikale keuzes maken en daarover vertellen. De leerling kan feedback geven op het werk(proces) van anderen. De leerling heeft enige kennis van de plaats van muziek in het leven van mensen van vroeger en nu.

De leerling kan aan de hand van een onderwerp/thema/voorstelling ideeën opdoen en dit als inspiratiebron gebruiken voor eigen dramatisch spel.

De leerling kan onderzoek doen naar de spelelementen wie, wat en waar. De leerling kan situaties uit zijn directe leefwereld of uit de media vormgeven in dramatisch spel en een verband leggen tussen een personage en een verhaal. Hij kan daarbij onderscheid maken tussen iemand anders spelen dan zichzelf. De leerling kan meerdere oplossingen bedenken bij het onderzoeken van een opdracht.

De leerling kan door te improviseren zelfstandig en spontaan oplossingen verzinnen. De leerling kan bewust de spelelementen wie, wat, waar in spel vormgeven. De leerling kan uiterlijke kenmerken van zijn rol bedenken en uitbeelden met gebruik van houding, gebaar, stem en taal. De leerling kan, binnen een gegeven kader, een scène met een duidelijke opbouw van begin – midden – eind voorbereiden en spelen. Hij kan daarbij in overleg met anderen keuzes maken en aangeven hoe hij gebruik heeft gemaakt van ideeën die hij heeft opgedaan in de onderzoeksfase. De leerling kan spelopdrachten uitvoeren, actief meespelen met de dramatische werkvormen: (vertel)pantomime, spelen met materialen, teacher in role, tableau vivant, improvisatiespel, afspreekspel, spiegelspel en dialoogspel uitvoeren en kan daarbij, onder begeleiding, onderscheid maken tussen speel- en publieksruimte. De leerling kan met een groepje een presentatie geven voor de eigen groep en/of een andere voor hem bekende publieksgroep.

De leerling kan vertellen over zijn vormgevingsproces en zijn (groeps-) presentatie en kan benoemen wat zijn rol is in de samenwerking met anderen. Hij kan zijn eigen keuzes onder woorden brengen. De leerling staat open voor feedback van anderen en kan dit waarderen.