Finger Tutting (dans)

Finger Tutting (dans)

Het wordt wel de "kleinste dans ter wereld" genoemd.. een dans met alleen je handen en vingers! Finger Tutting is een dansstijl die uit het Popping is ontstaan. In deze workshop van Hartkwartier gaan de leerlingen met Bart Hilhorst aan de slag met deze bijzondere dansstijl. Door met de handen en vingers bepaalde vormen te maken en deze vervolgens te laten bewegen, is het mogelijk ingewikkelde combinaties te maken op de muziek.

We veranderen onze handen in puzzelstukjes die op de muziek in elkaar kunnen schruiven, draaien en klikken. Zo ontstaat een hele indrukwekkende dans waarin allerlei creativiteit mogelijk is.

 

Oriënteren

De leerlingen oriënteren zich in de klas met de leerkracht op de finger tutting dansstijl. Misschien heeft iemand het al eens gezien op tik tok? Zou het moeilijk zijn? Voor aanvang van de workshop wordt een lesbrief aangeleverd voor deze oriëntatie, met links naar videomateriaal.

 Onderzoeken

De leerlingen onderzoeken in deze workshop hoe je op creatieve wijze je handen en vingers kunt gebruiken om een puzzel-achtige dansstijl te maken. Heb je bijzonder soepele vingers nodig of is dat niet belangrijk?

 Uitvoeren

Tijdens de les leren de leerlingen verschillende finger tutting moves en maken we een stuk choreografie. De workshopdocent legt steeds een stuk uit waarna er gezamenlijk aan gewerkt wordt. Tijdens de les worden ook fragmenten getoont ter contextualisatie.

 Evalueren

Aan het begin van de workshop worden de leerlingen gevraagd om na te denken over hoe het zou zijn om deze dans te leren. Na afloop wordt deze vraag opnieuw gesteld en kunnen de leerlingen deze vanuit hun nieuwe eigen ervaring beantwoorden.

 Aansluiten op lesprogramma

Deze workshop sluit aan op verschillende onderdelen, met name persoonlijke ontwikkeling (zelfvertrouwen, vooral voor kinderen die niks met "conventionele" dans hebben) en fysieke creativiteit.

Leerplankader

Oriënteren
(15 punten)
Onderzoeken
(15 punten)
Uitvoeren
(60 punten)
Evalueren
(10 punten)

De leerling kan zich binnen de context van het thema of onderwerp openstellen voor verschillende uitingen van kunst en cultuur. De leerling kan daarop reageren met associaties en herinneringen aan eigen ervaringen. De leerling kan daarover communiceren met anderen.

De leerling kan brononderzoek doen en vanuit dit onderzoek conclusies trekken die hij meeneemt in de uitvoerende fase. De leerling kan de betekenis die hij aan kunstuitingen geeft onderzoeken en een relatie leggen met de middelen die de maker heeft gebruikt, bijvoorbeeld beeldof klankaspecten, spel- of danselementen, technieken en materialen. De leerling kan experimenteren met technieken, materialen, verschillende media en nieuwe mogelijkheden uitproberen. De leerling kan onderzoeken op welke manier hij de opdracht kan gaan uitvoeren en kan een uitvoeringsplan maken. De leerling kan eigen criteria en de gegeven criteria van de opdracht benoemen. De leerling kan teruggrijpen naar de informatie en ideeën opgedaan in de oriëntatiefase.

De leerling kan zijn plannen uitvoeren (met behulp van vakspecifieke kennis en vaardigheden) en de uitvoering presenteren (individueel of samen met anderen). De leerling kan zijn keuzes motiveren en een relatie leggen met de onderzoeksfase. De leerling kan in het vormgevingsproces rekening houden met de gegeven en zijn eigen criteria. De leerling kan, daar waar relevant, samenhang benoemen tussen een beeld, dans, spel of muziek en/of andere vakken.

De leerling kan vertellen over het verloop van het werkproces. De leerling kan zijn waardering geven aan het eigen product en werkproces en dat van anderen. De leerling kan deze waardering beargumenteren en maakt daarbij gebruik van kennis en inzicht in verschillende uitingen van kunst en cultuur. De leerling kan oplossingen in het eigen werk vergelijken met die van kunstenaars. De leerling kan laten zien dat hij enige kennis en inzicht in de betekenis die kunst en cultuur, voor het dagelijkse leven van mensen van vroeger en nu, heeft.